zondag 15 oktober 2017

Oktoberfest Brüssel



Ter gelegenheid van het huwelijk van Lodewijk I, de latere koning van Beieren en Theresia van Saksen-Hildburghausen, jawel, de latere koningin, werd op 17 Oktober 1810, als onderdeel van alle feestelijkheden, een folkloristische paardenrace gehouden op een flink grasveld, net buiten München. Het grasveld bestaat nog steeds, ligt nu uiteraard midden in de stad en heet, hoe toepasselijk, Theresienwiese.

De paardenrace wordt niet meer gehouden, maar het feestje wordt elk jaar nog eens dunnetjes overgedaan. Nou ja, dunnetjes. Het volkfeest, of massaal zuipfestijn, duurt tegenwoordig ruim twee weken. Er komen 6 miljoen mensen op af, die voor een omzet van een miljard euro zorgen. Er is een kermis, maar er zijn vooral veel grote Oktoberfesttenten waar je onder het genot van Schlagers worst eet en vooral Bier trinkt.

In Beieren is het Oktoberfest al ruim tien dagen geleden afgesloten. Dit weekend heeft een miniatuurversie van de happening zich verplaatst naar Brussel. Met echt Oktoberfestbier van het Staatliches Hofbräuhaus (HB), brouwerij in eigendom van de Vrijstaat Beieren. Met Schweinebraten in Biersauce mit Kartoffelsalat. En met blaasmuziek. Niet op een grasveld, en niet in een feesttent, maar in een grote loods in het oude Brusselse goederenstation Thurn en Taxis.

Ik weet niet wat er zo aantrekkelijk is aan dit feestje. Een dirndl of lederhosen aantrekken en je vol laten lopen met bier, luisterend naar hoempa-hoempa muziek. Het is een soort van carnaval denk ik. Het is lekker kneuterig en met zijn allen aan lange tafels zitten verbroedert. Ik heb me amüsiert.

zaterdag 14 oktober 2017

De bak

Nee, dit blog gaat niet over alternatieve huisvesting voor mensen die nu nog in de psychiatrische kliniek in Den Dolder zitten. Het gaat over een alternatieve broedplaats. Niet voor terrorisme, maar voor de vogels in de lieve stad Brussel. En het gaat over de bruine plastic bak die in mijn kelder onder de workmate staat. Een bak met rotzooi. Spullen die ik eigenlijk weg moet gooien, maar waar ik, je weet maar nooit, misschien ooit nog wel eens wat aan zou kunnen hebben.

Eigenlijk vond ik een klushoek in mijn huis niet zo nodig. Ik klus niet. Mijn vader wel. Boven de workmate schroefde hij een plaat aan de muur, waaraan mijn beperkte collectie gereedschap, zaag, schroevendraaiers, een hamer en een rolmaat een vaste plek kregen. Dat is handig zei ie. Als je een klusje moet doen, dan kan je je gereedschap makkelijk vinden.

Toen het vogelhuisje aan mijn schutting van ellende uit elkaar viel, kreeg ik, op eigen verzoek, een nieuw huisje als verjaardagscadeau. Omdat de gulle gever ervan volgende week op bezoek komt, toog ik vanmorgen naar mijn klushoek in de kelder, op zoek naar schroevendraaier en schroef. Het huisje moet worden opgehangen. Mijn beperkte collectie schroeven bleek ongeschikt. Allemaal te kort. In de bak vond ik een handvol schroeven die ooit eens overbleven toen een afgeschreven IKEA kast naar de stort ging. Past precies. Wie wat bewaart, die heeft wat. Er kwam een Trumpiaanse zelfingenomenheid over me, toen het huisje na een uurtje klungelen hing.

Wat was er eigenlijk mis met het oude vogelhuisje, vroeg ik mezelf vervolgens af. Voor deze nu opeens zo succesvolle klusser leek geen berg meer te hoog. Het dak was volledig verrot en was losgeraakt van de rest van het huisje. Zit er niet nog wat in de bak, waarmee ik het dak wat kan verstevigen? Nee, niet echt. Dat is ook niet zo gek. Ik was tot vanmorgen geen klusser. De bak is vrijwel leeg. Maar een nieuw dak ligt er wel in. Een houten broodplank waar al wat teveel op is gesneden. In het kader van de hygiëne was de bovendien ietwat kromgetrokken plank afgeschreven. Maar weggooien leek me destijds toch wat zonde. Misschien heb ik er ooit nog wat aan, moet ik gedacht hebben. In de bak ermee. Nu is ‘t het dak van (één van) mijn vogelhuisjes. Maar mijn kantoorklerkhandje kreeg het flink te verduren door mijn ongebruikelijk klusenthousiasme. Na vier schroeven zitten er blaren in mijn handpalm. Maar Brussel heeft er een broedplaats bij.


dinsdag 10 oktober 2017

Integratie

Ik at vanmiddag in Berlijn. In een land waar volgens de kranten politici worstelen met de integratie van buitenlanders. In “Golden Rice’. In een Vietnamees restaurant. Het heeft eigenlijk iets van een Imbiβ. Van die zware houten lange tafels. En geen stoelen, maar harde banken die ik moest delen met andere, mij onbekende Imbiβgasten. Hetzelfde meubilair staat deze maand in de Oktoberfesttenten. Maar ik was dus bij de Vietnamees. Er stond een grote Boedha in de hoek, en ze hadden speels met bamboe een kleine afscheiding gemaakt, tussen een paar lange tafels. Op de achtergrond klonk subtiel Vietnamese muziek. Een stuk voor, ik geloof, harp en bamboe xylofoon. Ik at er Sot Lac. Roerbakgroenten met tofu in een pindasaus. Met stokjes.

De Aziatische meisjes van de bediening renden van lange tafel naar lange tafel in witte semi-transparante overhemden. Het viel me op dat een van de meisjes ondergoed droeg met pandabeertjesprint. Verder bestond de bedrijfskleding uit een zwarte legging. Een van de meisjes liep op verrassend veel te grote witte Adidas sportschoenen, met drie goudkleurige strepen. Op hun zwarte schort stond met grote letters “Warsteiner”. De prijzen waren dan weer wel verrassend Vietnamees. Zes en een halve euro. “Ja, es hat Sie geschmeckt, ja?” vroeg het meisje met de pandabeerprint in gebroken Duits toen ik afrekende. Het was uitstekend, en de integratie is uitstekend gelukt.

zondag 8 oktober 2017

Het volk

Volgens the Guardian is de Britse minister van buitenlandse zaken mogelijk uit op zijn eigen ontslag. Zijn salaris is te karig. Als schrijver verdient ie meer. Ik voelde prompt een drang om te bloggen opborrelen. Ik houd me net als Advocaat graag vast aan een kans op het schijnbaar onmogelijke. Zo kocht ik vrijdag ook een lot in een loterij. Mijn hebzucht won het van mijn zuinigheid en mijn verstand. Ik mijmerde over wat ik met het astronomische bedrag zou doen. Verder dan mijn baan opzeggen kwam ik niet.

Dat ik niet won, weerhield me er zaterdag niet van om me voor acht euro onder te dompelen in een fijne portie kunst. De meeste musea zijn vrijwel verlaten. Dat geeft me een gevoel van superioriteit. Het volk zit tv te kijken. Dat gold niet voor dit museum. Een museum vol met toeristen die het Belgische platteland een dagje hadden ingeruild voor de hoofdstad. De schilder was zelf ook altijd maar heel gewoon gebleven. Hij woonde in een rijtjeshuis in een saaie Brusselse buitenwijk, schilderde van negen tot vijf, alsof het zijn baan was. Hij kwam jaren lang alleen naar buiten om zijn hondje uit te laten.

Opgejaagd door het volk rende ik door het museum naar de uitgang. Elk museum heeft een museumcafetaria en een museumwinkel. Daar spendeert de museumbezoeker meer tijd dan in het museum zelf. In dit museum was de cafetaria vreemd genoeg leeg, afgezien van een gezette dame met schort die tafels afnam. “We gaan zo sluiten.” “Is er nog wel tijd voor een enkel glaasje?”“Dat moet nog wel kunnen.” Ik pakte een biertje uit het koelvak. Absurdistisch. Een donker witbier. In de stijl van de schilder. De drank van het volk.


Na het absurdistische het zoet: https://m.youtube.com/watch?v=gvAT4SBCcOI