Af
en toe wandel ik door Utrecht, mijn nieuwe stad. Gisteren was de Soweto-brug
mijn bestemming. De brug was eerder deze week in het nieuws.
Tot
1986 had de brug op die plek de naam Paul Kruger. De gewezen president van
Transvaal stond in Nederland op een voetstuk omdat hij zich zo dapper verzette
tegen het imperialistische Groot-Brittannië. Maar hij gleed van datzelfde voetstuk. Hij had
Transvaal ooit zelf op brute wijze buit gemaakt op Afrikaanse
stammen, die hij vervolgens als slaven voor zich liet
werken. De nieuwe brug kreeg dus een nieuwe naam, dezelfde naam als een township
net buiten Johannesburg, met sloppenwijken voor niet-blanke Zuid-Afrikanen.
Op
honderd meter van de Soweto-brug staat het gebouw van de Koninklijke Nederlandse Munt.
De chauffeur van een waardetransport vergat de achterdeur van zijn busje afgelopen week dicht
te doen toen hij bij het Muntgebouw wegreed. Bij de eerste de beste bocht moet
ie een deel van zijn lading hebben verloren. Een doos met goud, ter waarde van
ruim twee ton. Een betere plek had ie niet uit kunnen kiezen. Utrecht kent geen
officiele townships of sloppenwijken, maar onder de Sowetobrug heeft een groep daklozen
zich een stukje niemandsland toegeëigend. Op een betonnen vloer aan het water hebben
een man of tien met bordkarton, piepschuim en plastic provisorische slaapplaatsen
ingericht. Maar de bedden waren zaterdagmiddag, toen ik er langs liep, verlaten. Goeie kans dat de bewoners
zich met de klomp goud uit hun miserabele positie hebben weten te bevrijden.
Sowetobrug met slaapplaatsen |