zondag 23 december 2018

Van de gebaande paden, er even op, en er heel snel weer vanaf

Dit wordt een blogje zonder foto. Mijn telefoon is gejat. En ik voel me in armoedig Afrika ongemakkelijk met mijn camera op mijn buik. Dit is een vakantie off the beaten track. Van Dakar door het Senegalese platteland de grens over naar Gambia. Met een pont naar de andere kant van de Gambiarivier om in de badplaats Serrekunda aan te komen. Onderweg trof ik vrijwel geen toerist, maar hier aan de Gambiaase kust wemelt het van de Hollanders. Pakketreistoeristen vliegen direct van Amsterdam naar dit zomerse paradijs. Spotgoedkoop, dus vooral ook bereikbaar voor Hollandse sloebers. Vrouwen van boven de vijftig laten zich hier graag verwennen door zwarte gespierde mannen. Maar ook voor de Hollandse jongens staan enorme aantallen heerlijke gewillige jonge vrouwen klaar. Voor een paar tientjes zijn ze de hele nacht voor jou. Morgen weer snel van het gebaande pad af dus maar. Wat een troosteloos stukje Afrikaanse kust.

donderdag 20 december 2018

Saint Louis

Vandaag ben ik in Saint Louis, bakermat van de Senegalese fotografie. Meïssa Gaye, Mama Casset, Mix Gueye en Adama Sylla zijn voor de kenners van de Afrikaanse fotoscene bekende namen uit vervlogen tijden. De stad heeft sinds vorig jaar een Musée de la Photographie. En daar hangt deze week werk van nieuw talent uit de stad. Saint Louis ademt vergane glorie, maar het museum (een privé initiatief van een rijke Senegalees) ziet er piekfijn uit. En een bezoek zet aan tot fotograferen.


woensdag 19 december 2018

Dakar


Dakar, daar hoef je niet persé naartoe. Maar ik heb me er vermaakt de afgelopen twee dagen. Een stad aan zee is al snel goed. De haven zorgt voor bedrijvigheid en handel. Ik krijg het gevoel dat half Dakar in de straathandel zit. Overal is markt. Als die aanblik verveelt, dan wend je je blik op de verre horizon of de zonverlichte golven. De stad is stoffig. Of zanderig beter. En er rijden teveel auto's rond die al decennia niet meer door de apk komen. Mensen die me aanspreken zijn meestal op m'n geld uit. Ze doen alsof ik ze moet kennen. "Herken je me niet? Ik ben security guard in je hotel. Kan ik wat geld van je lenen?" Of ze houden me op, met een eeuwig durende stevige handdruk. Ze vertellen dat het morgen groot feest is. Ik krijg een halsketting cadeau omdat zijn oudste zoon dan vijf wordt. Wanneer ik niet bijdraag in de kosten van het feest, dan wordt ie kwaad en grist de ketting uit m'n handen. Ik heb een bezoek gebracht aan het nationale parlement. Normaal niet open voor bezoekers, maar voor mij maakten ze een uitzondering. Ik mocht op audiëntie bij de directeur van het archief. Een van zijn collega's liet me de plenaire vergaderzaal zien. Voordat ik de zon in de zee zag zakken, bracht ik nog een bezoek aan een indrukwekkend groot standbeeld. Het Monument de la Renaissance Africaine is omstreden. Duur en buitengewoon lelijk. Maar het uitzicht over de stad was de beklimming waard.



maandag 17 december 2018

Goede haven

Het heet de handelsdriehoek, zo leerde ik op de middelbare school. We scheepten kraaltjes en spiegeltjes in in Nederland. We voeren ermee naar West-Afrika, waar we ze ruilden voor slaven die we naar het Carribisch gebied verhuisden. De plantagehouder rekende af met suiker, tabak en koffie die voor goed geld in West-Europa aan de man werden gebracht. Op twee hoeken van de driehoek woonde ik. Drie jaar in Guyana. En in Nederland natuurlijk. Deze week ben ik in West-Afrika, in Senegal. De rijke blanke komt de misère aanschouwen. Ik slaap in een fraaie villa voor 25 euro per nacht. In een chique restaurant vreet ik me vet voor 12. En door de taxichauffeur worden me slanke jonge meisjes aangeboden voor weinig. Maar ik loop met een ernstig gezicht over Goree, het slaveneiland voor de kust van Dakar. Geef een vette fooi aan de gids en probeer hem uit te leggen dat Goree, goede reede, goeie haven, eigenlijk een foute naam is voor de haven waar zulke smeerlappenhandel werd gedreven. Maar hij snapt mijn matige Frans niet. En blijft aandringen dat ik een biertje voor ‘m koop.



zaterdag 13 oktober 2018

Zwart

Afgelopen donderdagavond liep ik over de Turnhoutsebaan, een drukke straat met veel kapperszaken, waar vroeger belwinkels in zaten, met nachtwinkels en dürüm restaurants. Ik liep van het station van Antwerpen door de levendige volkswijk Borgerhout, in de volksmond ook Borgerokko genoemd. Er wonen nogal wat mensen die roots hebben buiten Europa.

Aan de Turnhoutsebaan zat ooit, sinds 1928, een chique bioscoop. Het werd omgetoverd tot concertzaal. In de jaren zeventig was het een rocktempel, met optredens van Ry Cooder, Lou Reed en Iggy Pop. Maar de boel raakte in het slop en in 1982 ging ie op slot. In 2002 ontfermde een groep buurtbewoners zich over het monument. Het werd opgeknapt. Ik waande me er in de jaren zeventig. Aan en achter de bar stonden oude grijze rockers, en, naar het leek, veel linksige sociaal agogisch werkers. Ik was blij dat ik voor vertrek naar Antwerpen mijn blauwe pak nog even had omgewisseld voor spijkerbroek en zwart overhemd. Zo stak de salonsocialist niet meer zo erg af tussen de Vlamingen in zwarte slobbertruien en zwarte t-shirts van Kiss.

De zaal was uitverkocht. We zaten op klapstoeltjes. Mark Lanegan trad op. Een 53-jarige schuchtere rocker uit Seattle. Getroebleerde jeugd en een verleden van drank en heroïne passen goed bij zijn rokerige bas stem. Het heeft wel wat, maar levensmoeie types raad ik een avondje Lanegan niet aan. De teksten zijn weinig sfeer opwekkend. En ook instrumentaal is het niet sprankelend. Donker, dof en ingetogen. Geregeld spookachtig. De kleur moest van de podiumlampen komen.

 


Enthousiast geworden? Luister eens naar de titelsong van zijn nieuwste album "With Animals". Girl, you're a murderer. Girl, you're a sorcerer, zingt ie.

maandag 1 oktober 2018

Tussen huis en werk (1)


Bijna dagelijks loop ik van huis naar werk en terug. En onderweg verbaas ik me over van alles en nog wat. Vandaag deed de volle ochtendzon op de gevel van het Horta-Lambeaux paviljoen in het Jubelpark mijn hart sneller kloppen. Victor Horta is de architect die het tempeltje ontwierp. Jef Lambeaux, beeldhouwer, maakte de sculptuur die erin staat tentoongesteld. Nou ja, tentoongesteld. Het tafereeltje met de titel "Menselijke driften", uitgebikt in marmer, 12 meter breed en 8 meter hoog, riep nogal wat weerstand op bij de inauguratie in 1899. Teveel billen, teveel borsten. Lambeaux zelf was ook niet tevreden over hoe zijn werk aan nietsvermoedende passanten werd opgedrongen. Een rel was geboren. Toen de openzuilenconstructie was vervangen door een kuis gemetselde muur en een stalen deur, was Lambeaux al dood. Sinds 2014 kan je door een veredeld sleutelgat in de nu houten deur toch weer een glimp opvangen van de peepshow. En sinds kort is het tempeltje in de zomer een paar halve dagen per week open voor het publiek. Ik ga gauw eens kijken. Het kan mij niet bloot genoeg zijn.

zondag 30 september 2018

Trop is teveel

Een zonnige zondagmiddag nodigt uit tot een wandelingetje door Brussel. Ik liep naar de gemeentelijke begraafplaats van de stad. Een uitgestrekt park, 82 voetbalvelden groot. Aangelegd in 1877 in het toen nog landelijke Evere. Nu ligt het ingeklemd tussen Brusselse buitenwijken. Het werd geopend door burgemeester Anspach. Twee jaar later lag ie er zelf ook. En hij ligt er mooi, in een robuuste sarcofaag van blauwe steen. Op een mooi centraal plekje natuurlijk.



Een begraafplaats nieuwe stijl was het destijds. Stijlvol en ruim opgezet. Het mocht allemaal ook wat kosten. Een landschapspark, met prachtige platanen, linden, treurwilgen en hoge cipressen. Zoveel aandacht besteden ze tegenwoordig niet meer aan de aanleg van een kerkhof. En ook de graven zelf zijn tegenwoordig maar simpel. Dat geldt ook voor de laatste rustplaats van Paul Vanden Boeynants. De schatrijke slager en spraakmakend politicus ligt er in een familiegraf. Hij was twee keer Premier van België. Vijf keer minister van defensie. 36 jaar kamerlid. 42 jaar raadslid. Werd in de jaren negentig een maand lang gegijzeld door een stel zware jongens die op zijn geld uit waren. Dol op media aandacht was ie. Nu ligt ie onder een haag, aan de rand van het park, toch een beetje weggemoffeld, een premier onwaardig. 'Trop is teveel, en teveel is trop' was zijn verweer op kritische vragen. Misschien zei ie 't ook toen er een grafsteen moest worden uitgekozen.


maandag 21 mei 2018

Voorbij de midlifecrisis

In België is de loonbelasting voor de werknemer hoog. Maar het is de werkgever toegestaan het personeel belastingvrije douceurtjes toe te stoppen. Een belastingvrije tegemoetkoming in de arbeidskosten, riante woon-werk vergoeding, lunchbonnen en ecocheques. Ik kocht met die cheques al eens een nieuwe energiezuinige koelkast en een grasmaaier. Maar de bestedingsmogelijkheden zijn beperkt. En deze zomer loopt de houdbaarheid van een stapel van die cheques af. Waar snel effe €250 aan uitgeven? Mijn midlifecrisis bood uitkomst. Ik had een plotselinge doch vurige wens een racefiets aan te schaffen. Flink aan mijn aftakelende lichaam werken in zo'n strak pakkie. Daar mag je die cheques ook voor gebruiken. Tijd om me in die handel te verdiepen heb ik eigenlijk niet. Ik ben bijna elk weekend op pad. Deze week naar Zeist. Vrijdag met de trein naar Keulen. Eind van de maand naar Parijs. En toen las ik dat je die cheques ook aan treinkaartjes kan besteden. Geen nood meer aan een racefiets. Midlifecrisis voorbij.




woensdag 16 mei 2018

Seizoensopening



Ik ga bijna dagelijks te voet van en naar kantoor. Dat wandelingetje duurt een half uurtje en leidt me door een park. Een open plek in dat park wordt ’s zomers omgetoverd tot een aangenaam terras. Vanavond was het voor het eerst dit jaar open. Eigenlijk was het helemaal geen terrasweer. Maar ik bestelde er toch een glas bier, om de seizoensopening te vieren. Er zaten verrassend veel andere Brusselaars die er net zo over gedacht moeten hebben als ik. Wat is het fijn om onderweg naar huis in je eigen park op een terras de krant te lezen en een glas te drinken, zelfs als het daar eigenlijk nog te koud en te winderig voor is.

zaterdag 21 april 2018

Hypochondrie en de verloren taalstrijd


Er valt prima mee te leven, totdat je ziek wordt. Afgelopen week was het voor deze hypochonder effe flink afzien. Bonkende hoofdpijn vanaf woensdagavond. Zelfs een overdosis paracetamol kalmeerde de schreeuwende hersentumor in mijn achterhoofd niet. Donderdag zou ik eigenlijk afreizen naar een discussiemiddag in Den Haag over kostenbeheersing in de Nederlandse gezondheidszorg. Ging dus niet door. In tegendeel, op vrijdagochtend droeg ik bij aan oplopende (zij het Belgische) zorgkosten door een bezoek aan mijn huisarts, mijn Nederlandstalige huisarts. Dat was een prettig bezoek. Hij nam zijn tijd. Ik had bovendien, minstens zo belangrijk, geen hersenvliesontsteking of embolie, maar een simpele voorhoofdsholteontsteking. De ergste pijn was eigenlijk onmiddellijk verdwenen. Maandag kan ik weer aan het werk.

Tweetalig Brussel is niet dicht bezaaid met huisartsen die de Nederlandse taal echt machtig zijn. Maar apothekers, daar zijn er heel veel van. In België is de apothekersdichtheid per inwoner vijf (!) keer zo hoog als in Nederland. Mijn recept, voor een doosje steviger pijnstillers, was in het Nederlands gesteld. Kan de apotheker daarmee uit de voeten? Jazekerwel! Hij print een gepersonaliseerde sticker voor op het doosje pillen, speciaal voor digitale Menno, automatisch vertaald, in het Frans! Het recept, in begrijpelijk Nederlands verdwijnt in het archief van de apotheker. Zoals gezegd, de Brusselse taalstrijd is verloren!


donderdag 12 april 2018

Verloren strijd

In België, en in en rond Brussel in het bijzonder, woedt al sinds de afscheiding van Holland, sinds het ontstaan van het land rond 1830, een taalstrijd. Je kan zeggen dat de federalisering van België een van de resultaten is van die strijd. In Brussel houdt een kleine minderheid van Vlaamstaligen vast aan de tweetalige stad. In Brussel moet je in het Nederlands te woord worden gestaan, zeker door de overheid, bij de bank en in het openbaar vervoer. De overgrote meerderheid van de Brusselaars begrijpt je maar half als je Nederlands praat, en enkel een fractie beheerst het Nederlands actief. Er zijn in Brussel meer mensen die Pools, Roemeens of Arabisch spreken dan Nederlands. Langzaamaan begin ik er dan ook van overtuigd te raken dat die tweetaligheid vooral onhandig en kostbaar is. Zullen we niet gewoon Frans spreken in Brussel?

In cafe De Tussenstop, op het Jourdanplein in Brussel, hebben ze personeel nodig. Iemand met ervaring, iemand die serieus is, en bovendien tweetalig. Die Frans en Engels spreekt. De Vlaamstaligen hebben de Brusselse taalstrijd verloren.


zondag 8 april 2018

Nepnieuws en nepkunst

Wat zijn de overeenkomsten tussen Michael Wolff en Michael Wolf? Afgezien van hun voornamen? Ze publiceren allebei boeken. Wolff bijvoorbeeld "Fire and Fury", naar het schijnt vol met nepnieuws. Wolf boeken met foto's, bijvoorbeeld van nepkunst.

Wolf was journalist. Fotojournalist. Maar hij vond het maar stom en saai, en werd daarom artistiek fotograaf, kunstenaar. Hij heeft nu een mooie grote overzichtstentoonstelling in het Fotomuseum in Den Haag. Met prachtige foto's van mensen in de volle Tokiose metro en van grote Hongkongse appartementenflats. Zijn foto's van Chinese kunstenaars met hun "Real Fake Art", kopieën van meesterwerken, hangen niet in Den Haag.

© Michael Wolf (en Jasper Johns)

Ik was dit weekend dus in Den Haag. Mooie zonnige stad achter de duinen. Achter het fotomuseum is het lekker nagenieten van de foto's.

zaterdag 31 maart 2018

Straatfotograaf in kleur

Afgelopen weekend heb ik in zijn geboorteplaats een expositie van de Antwerpse Magnum topfotograaf Harry Gruyaert (1941) bezocht. Hij volgde van 1959 tot 1961 een opleiding fotografie in Brussel. "Die opleiding trok op niets". Hij woont al jaren in Parijs, haatte België.

Dit plaatje trok hij in 1981 in de Koningsstraat in mijn woonplaats. Ik toog er vanmiddag naartoe. Het licht was anders. De paal was verplaatst. Maar wat een topfoto's kan je er nog steeds maken. De diepe zwartpartijen vindt Gruyaert sensueel. Hij zei ooit ook "Kleur is meer fysiek dan zwart-wit, dat meer intellectueel en abstract is. Als je naar een zwart-witfoto kijkt, wil je begrijpen wat zich tussen de personages afspeelt. Bij een kleurenfoto moet je onmiddellijk geraakt worden door de verschillende tinten die de situatie uitdrukken". Ik weet niet wat dat allemaal betekent. En ik kan niet zeggen waarom de foto's van Gruyaert goed zijn. Maar goed zijn ze bijna allemaal.

Na een korte stop aan de Koningsstraat toog ik naar Anderlecht. Ik ging er op zoek naar het stoplicht dat Gruyaert er in hetzelfde jaar vastlegde. Ik kon het niet vinden. Ik verlegde mijn zoektocht naar de harde kleuren van Harry. Dat het een beetje een druilerige middag was, vergemakkelijkte dat niet. Maar ik kom terug, want Anderlecht is voer voor fotografen.

Op twee van onderstaande foto's rust © Harry Gruyaert






maandag 26 maart 2018

Een man op leeftijd


Ik ben inmiddels alweer een paar jaar de veertig voorbij. En dat zie je. Kalend. Flink grijs rond de slapen. Een licht verweerde kop met, als ik er niet op let, van die borstelige wenkbrauwen. Haar in m'n oren. En een, zij het klein, bierbuikje. Blessures duren langer. Geregeld wat stram bij het opstaan. Da's allemaal te billijken. Het gaat geleidelijk en je ziet het aankomen. Maar de afgelopen maand werd ik volledig verrast en onverwacht hard geconfronteerd met mijn verval. Ik fietste naar mijn werk door het glooiende Brussel op mijn zware zwarte Hollandsche herenfiets. Dat is hard werken. In de eerste versnelling bergop. Flink stampen om niet stil te vallen. Werd ik me toch een partij ingehaald. Alsof ik haar tegenkwam. Zo snel groeide het gat tussen ons. Ze was niet alleen sneller, jonger en gracieuzer, ze was ook veel zwaarder beladen. Een peuter voorop en een stevige kleuter achter op de bagagedrager. Dit kon ik me niet laten gebeuren. Ik deed er een tandje bij. Probeerde aan te haken. Toen ik even later hijgend en met een natte rug achter haar stond bij het stoplicht, zag ik dat ze godzijdank een elektrische fiets had.

Maar het gebeurde me afgelopen week opnieuw. Een oudemannenkwaal weerhoudt me er al maanden van om te joggen. Ik zwem daarom een uurtje per week. Dat gaat wel steeds beter. Begin januari dronk ik nog een liter of vijf badwater per uur en kon ik nog geen 25 meter aaneengesloten borstcrawlen. Nu rag ik in acht slagen naar de overkant. Als ik heel goed kijk, 's ochtends voor de badkamerspiegel, dan kan ik mezelf zelfs betrappen op een beetje borstspier. Dat had ik vroeger nooit. Maar afgelopen weekend kreeg mijn oude ego weer een flinke knauw. In de baan naast me ging een man, ruim in de zeventig veel harder. Een grijze kale kop en van die oude mannen armen. Ruim in z'n vel. Als een stoomboot duwde hij zichzelf in een moordend tempo het bad door. Ik gooide mijn slagfreqentie omhoog. Flipperde extra krachtig met mijn benen. Zo hard moest ik verdemme toch ook kunnen. Maar na vijftig meter in de hogere versnelling kon ik niet meer. Hangend aan een startblok kwam ik weer op adem, mijn beslagen zwembrilletje op mijn voorhoofd. Nu pas zag ik dat de bejaarde van die grote plastic zwemvliezen aan had. Wat een geruststelling. En toch zal ik er aan moeten wennen dat ik steeds vaker, ook door zwemmers en fietsers zonder hulpstukken, zal worden ingehaald. Het zal wel wennen.