zondag 26 november 2017

Tweetalige stad

Een paar jaar geleden bezocht ik een concert in Bozar, het Brussels concertgebouw. Voor aanvang nam de directeur het woord. Hij vertelde in het Frans dat we naar het derde pianoconcert van Rachmaninov gingen luisteren. Juist toen hij het stokje wilde overgeven aan de dirigent, stond een man midden in het publiek op. Of meneer de directeur ook nog even in het Nederlands kon vertellen waar we naar gingen luisteren. Brussel was immers tweetalig! De directeur, flink geschrokken, excuseerde zich en zei nogmaals, in gebrekkig Vlaams, dat we naar Rachmaninov gingen luisteren.

Gisteren was ik sinds lange tijd weer eens in Bozar. Deze keer ging het met de tweetaligheid een stuk vlotter. Er werd moeiteloos van taal gewisseld. Tussen het Frans en het Arabisch deze keer. Terwijl een paar honderd meter verderop de werkloze Brussels jeugd zich met waterkanonnen liet bespuiten bij een anti-slavernij demonstratie voor het paleis van justitie, schoolden de welgestelde Marokkanen (en Digitale Menno) samen voor Nabyla Maan, een populaire singer-songwriter uit Fez. De fanatieke groupies van Maan, huilden als wolven bij volle maan. Ik weet niet waar ik dat hysterisch gehuil anders mee moet vergelijken. Ululatie heet het in goed Nederlands. Youyou op zijn Frans en Zaghruta in het Arabisch. Een soort van vreugdekreet, die ook van pas komt bij Arabische, Afrikaanse en Indiaase feesten en partijen. De sfeer zat er dus uitstekend in. Het was me te gezellig om me bij de charmante zangeres beklagen over het gebrek aan Vlaamse toelichting. En ik begin me steeds meer af te vragen waarom Vlaams een officiële Brusselse taal is. Arabisch wordt in deze stad veel meer gesproken dan Vlaams. En wat is die tweetaligheid vreselijk onhandig en kostbaar. Het lijkt me de hoogste tijd om Frans tot de enige officiële Brusselse taal uit te roepen. Dont acte.


zondag 15 oktober 2017

Oktoberfest Brüssel



Ter gelegenheid van het huwelijk van Lodewijk I, de latere koning van Beieren en Theresia van Saksen-Hildburghausen, jawel, de latere koningin, werd op 17 Oktober 1810, als onderdeel van alle feestelijkheden, een folkloristische paardenrace gehouden op een flink grasveld, net buiten München. Het grasveld bestaat nog steeds, ligt nu uiteraard midden in de stad en heet, hoe toepasselijk, Theresienwiese.

De paardenrace wordt niet meer gehouden, maar het feestje wordt elk jaar nog eens dunnetjes overgedaan. Nou ja, dunnetjes. Het volkfeest, of massaal zuipfestijn, duurt tegenwoordig ruim twee weken. Er komen 6 miljoen mensen op af, die voor een omzet van een miljard euro zorgen. Er is een kermis, maar er zijn vooral veel grote Oktoberfesttenten waar je onder het genot van Schlagers worst eet en vooral Bier trinkt.

In Beieren is het Oktoberfest al ruim tien dagen geleden afgesloten. Dit weekend heeft een miniatuurversie van de happening zich verplaatst naar Brussel. Met echt Oktoberfestbier van het Staatliches Hofbräuhaus (HB), brouwerij in eigendom van de Vrijstaat Beieren. Met Schweinebraten in Biersauce mit Kartoffelsalat. En met blaasmuziek. Niet op een grasveld, en niet in een feesttent, maar in een grote loods in het oude Brusselse goederenstation Thurn en Taxis.

Ik weet niet wat er zo aantrekkelijk is aan dit feestje. Een dirndl of lederhosen aantrekken en je vol laten lopen met bier, luisterend naar hoempa-hoempa muziek. Het is een soort van carnaval denk ik. Het is lekker kneuterig en met zijn allen aan lange tafels zitten verbroedert. Ik heb me amüsiert.

zaterdag 14 oktober 2017

De bak

Nee, dit blog gaat niet over alternatieve huisvesting voor mensen die nu nog in de psychiatrische kliniek in Den Dolder zitten. Het gaat over een alternatieve broedplaats. Niet voor terrorisme, maar voor de vogels in de lieve stad Brussel. En het gaat over de bruine plastic bak die in mijn kelder onder de workmate staat. Een bak met rotzooi. Spullen die ik eigenlijk weg moet gooien, maar waar ik, je weet maar nooit, misschien ooit nog wel eens wat aan zou kunnen hebben.

Eigenlijk vond ik een klushoek in mijn huis niet zo nodig. Ik klus niet. Mijn vader wel. Boven de workmate schroefde hij een plaat aan de muur, waaraan mijn beperkte collectie gereedschap, zaag, schroevendraaiers, een hamer en een rolmaat een vaste plek kregen. Dat is handig zei ie. Als je een klusje moet doen, dan kan je je gereedschap makkelijk vinden.

Toen het vogelhuisje aan mijn schutting van ellende uit elkaar viel, kreeg ik, op eigen verzoek, een nieuw huisje als verjaardagscadeau. Omdat de gulle gever ervan volgende week op bezoek komt, toog ik vanmorgen naar mijn klushoek in de kelder, op zoek naar schroevendraaier en schroef. Het huisje moet worden opgehangen. Mijn beperkte collectie schroeven bleek ongeschikt. Allemaal te kort. In de bak vond ik een handvol schroeven die ooit eens overbleven toen een afgeschreven IKEA kast naar de stort ging. Past precies. Wie wat bewaart, die heeft wat. Er kwam een Trumpiaanse zelfingenomenheid over me, toen het huisje na een uurtje klungelen hing.

Wat was er eigenlijk mis met het oude vogelhuisje, vroeg ik mezelf vervolgens af. Voor deze nu opeens zo succesvolle klusser leek geen berg meer te hoog. Het dak was volledig verrot en was losgeraakt van de rest van het huisje. Zit er niet nog wat in de bak, waarmee ik het dak wat kan verstevigen? Nee, niet echt. Dat is ook niet zo gek. Ik was tot vanmorgen geen klusser. De bak is vrijwel leeg. Maar een nieuw dak ligt er wel in. Een houten broodplank waar al wat teveel op is gesneden. In het kader van de hygiëne was de bovendien ietwat kromgetrokken plank afgeschreven. Maar weggooien leek me destijds toch wat zonde. Misschien heb ik er ooit nog wat aan, moet ik gedacht hebben. In de bak ermee. Nu is ‘t het dak van (één van) mijn vogelhuisjes. Maar mijn kantoorklerkhandje kreeg het flink te verduren door mijn ongebruikelijk klusenthousiasme. Na vier schroeven zitten er blaren in mijn handpalm. Maar Brussel heeft er een broedplaats bij.