woensdag 19 december 2018

Dakar


Dakar, daar hoef je niet persé naartoe. Maar ik heb me er vermaakt de afgelopen twee dagen. Een stad aan zee is al snel goed. De haven zorgt voor bedrijvigheid en handel. Ik krijg het gevoel dat half Dakar in de straathandel zit. Overal is markt. Als die aanblik verveelt, dan wend je je blik op de verre horizon of de zonverlichte golven. De stad is stoffig. Of zanderig beter. En er rijden teveel auto's rond die al decennia niet meer door de apk komen. Mensen die me aanspreken zijn meestal op m'n geld uit. Ze doen alsof ik ze moet kennen. "Herken je me niet? Ik ben security guard in je hotel. Kan ik wat geld van je lenen?" Of ze houden me op, met een eeuwig durende stevige handdruk. Ze vertellen dat het morgen groot feest is. Ik krijg een halsketting cadeau omdat zijn oudste zoon dan vijf wordt. Wanneer ik niet bijdraag in de kosten van het feest, dan wordt ie kwaad en grist de ketting uit m'n handen. Ik heb een bezoek gebracht aan het nationale parlement. Normaal niet open voor bezoekers, maar voor mij maakten ze een uitzondering. Ik mocht op audiëntie bij de directeur van het archief. Een van zijn collega's liet me de plenaire vergaderzaal zien. Voordat ik de zon in de zee zag zakken, bracht ik nog een bezoek aan een indrukwekkend groot standbeeld. Het Monument de la Renaissance Africaine is omstreden. Duur en buitengewoon lelijk. Maar het uitzicht over de stad was de beklimming waard.